Woordenboek

Dit woordenboek voor indexbeleggers toont op alfabetische volgorde enkele veelgebruikte begrippen op deze website:

Aandeel – Het eigendom van een onderneming is onderverdeeld in aandelen. Wanneer deze beursgenoteerd zijn, kan je hier als individuele belegger in handelen. Wanneer je een aandeel (of een stukje aandeel via een fonds) bezit, ben je voor een deel eigenaar van een bedrijf. Een aandeel betaalt vaak dividend uit.

Broker – Een partij die transacties voor je kan verrichten op de beurs, een effectenmakelaar. Sommige brokers hebben ook een bankvergunning.

Beleggingsfonds – Een verzameling effecten, bijvoorbeeld aandelen of obligaties. Kan in de vorm van een ETF (tracker) of mutual fund bestaan en is vaak een eenvoudige manier van diversificatie.

Dealer – In tegenstelling tot een broker, handelt een dealer voor eigen rekening. Een belangrijke functie van de dealer is dat deze als ‘Liquidity Provider (LP)’ kan acteren. Dit houdt in dat de dealer ervoor zorgt dat een effect verhandelbaar is door het plaatsen van een bied- en een laatkoers.

Dividend – De betaling van een deel van de winst van een onderneming aan haar aandeelhouders. Een onderneming kan er zelf voor kiezen of en hoeveel dividend het uitkeert.

Dividendlekkage – het deel van dividend dat weglekt door buitenlandse dividendbelasting, welke soms niet teruggekregen kan worden door de individuele belegger. Hierdoor ontstaat dubbele belastingheffing.

Domicilie – De fiscale vestigingsplaats van een fonds. Als voorbeeld: Een fonds met domicilie in Ierland dient zich te houden aan het Ierse belastingstelsel en kan toegang krijgen tot de Ierse belastingverdragen.

ETF – Afkorting voor ‘Exchange traded fund’, wat zich vertaalt naar een op de beurs verhandeld fonds. Dit soort beleggingen gedragen zich als aandelen. Dit soort fondsen kunnen zowel actief of passief een benchmark volgen en kunnen in vrijwel alle soorten activaklassen investeren.

Fysieke replicatie – Een manier van volgen van een index waarbij de effecten fysiek worden aangekocht. Als bijvoorbeeld de AEX-index gevolgd wordt, koopt een fysiek replicerend fonds daadwerkelijk de onderliggende aandelen. In principe kan dit op twee manieren gedaan worden, middels volledige fysieke replicatie waarbij alle onderliggende effecten gekocht worden of middels geoptimaliseerde fysieke replicatie, waarbij de fondsbeheerder een deel van de onderliggende effecten koopt om zo een goedkopere of efficiëntere spreiding te behalen.

Hedgen – Het indekken tegen risico’s, bijvoorbeeld valutarisico of renterisico. Zo kan je het effect van schommelingen in rentes hedgen door de rente vast te zetten. Vaak wordt een hedge met futures uitgevoerd.

Index – Een index is een portfolio effecten die samen een deel van de gehele markt zijn. Zo zijn er indexen samengesteld die alleen financiële aandelen van een bepaalde grootte opnemen of wereldwijde aandelen, maar ook de AEX en de S&P500 zijn indices. Deze indices worden vaak door onafhankelijke partijen samengesteld en hebben een objectieve manier van samenstelling.

Inflatie – Stijging van het algemeen prijspeil. Door een stijging van de inflatie, wordt het geld dat je hebt minder waard. Je kan dus minder kopen met jouw toekomstige euro’s dan wat je met jouw huidige euro’s kan kopen (ervan uitgaande dat inflatie blijft bestaan).

Marktkapitalisatie -De beurswaarde; het aantal aandelen maal de huidige koers van één aandeel.

Mutual fund – Een beleggingsfonds dat niet direct op de beurs verhandeld wordt, maar aangeboden wordt door de fondsbeheerders zelf of via een bank of broker. Er bestaan zelfs meer fondsen dan beursgenoteerde aandelen.

Obligatie – Een verhandelbaar bewijs van een lening aan een bedrijf of overheid. Wordt vaak gezien als een veilige belegging wanneer de obligatie is uitgegeven door een kredietwaardige organisatie. Een obligatie betaalt vaak rente uit.

Synthetische replicatie – Een manier van volgen van een index waarbij de fondsbeheerder swap-overeenkomsten sluit met één of meerdere tegenpartijen. Hierbij ontvangt het fonds een afgesproken rendement en betaalt het hiervoor met een fee en het leveren van onderpand. Een nadeel is dat dit tegenpartijrisico verhoogt. Een voordeel is dat het fonds mogelijk beter de index volgt. Dit soort fondsen wordt afgeraden vanwege de hoge mate van complexiteit.

Tracker – Een in Nederland veel gebruikt woord voor ETF, een beursgenoteerd beleggingsfonds. Het doel van een tracker is de rendementen van haar index zo precies mogelijk na te bootsen. 

Valutarisico – Wanneer je handelt in andere valuta, bijvoorbeeld in Amerikaanse ondernemingen, kan de schommeling van deze vreemde valuta een effect hebben op de waarde van jouw effect. Zo kan de prijs van de onderneming gelijk blijven, maar bij een daling van de dollar zal jouw effect in euro’s minder waard zijn.

Volatiliteit – De beweeglijkheid van de koers van bijvoorbeeld een effect of index.

Zero-sum game – Nulsomspel. Als één partij wint, verliest de ander. Voorbeelden van een zero-sum game zijn het actief handelen in aandelen (vóór transactiekosten en belastingen), poker of het handelen in futures.

 

De informatie in dit stuk reflecteert mijn persoonlijke mening en bevindingen. Als je fouten aantreft of suggesties hebt, hoor ik die graag. Dit is niet bedoeld als beleggings- of belastingadvies of een aansporing tot aankoop van bepaalde effecten. Zie voor meer informatie de disclaimer

Laat een reactie achter